(In blauwe letters op een zwarte achtergrond de beeldtekst: De tovervinger – Roald Dahl.
Daarna volgt een afbeelding van een opengeslagen boek dat tot leven komt. Op de linkerpagina van het geslagen boek staat een grote grijze hond bij een plas water. Rechts wandelt een meisje met een rode paraplu door een drassig grasveld.)
Zo gingen ze steeds door met het bouwen van het nest. Het duurde héél lang, maar ten slotte kwam het toch klaar.
"Probeer het eens," zei meneer Kreitjes. Hij was heel trots op zijn werk.
"O, wat prachtig," riep mevrouw Kreitjes terwijl ze in het nest ging zitten. "Ik heb het gevoel dat ik zo een ei zou kunnen leggen."
De anderen kwamen naast haar zitten.
"Wat is het lekker warm," zei Willem.
"En wat leuk om zo hoog te wonen," zei Flip. "We zijn dan misschien wel klein, maar hier kan niemand ons wat doen."
(In blauwe letters verschijnt op een zwarte achtergrond de beeldtekst: Katten zoals ze echt zijn – Chris Dusauchoit.
Een foto van een zwart met witte kat in een tuin. De kat stapt recht op haar doel af met haar groene ogen gefixeerd op de kijker. Haar zwarte staart steekt parmantig op.)
Als we de gewassen even buiten beschouwing laten, dan stelden wij ons domesticeren heel lang simpelweg voor als het vangen van dieren in het wild om die vervolgens dichter bij huis tam te maken en daar ons voordeel mee te doen. Je jat een paar jongen uit het nest van een wilde kat, neemt die mee naar huis, leert ze waar de kattenbak staat en de muizen zitten en klaar is Kees.
Het is een erg gebrekkig beeld dat het initiatief en de verdienste uitsluitend bij de mens legt, als een bevestiging van zijn heer- en meesterschap over de natuur en al wat erin leeft.
(Beeldtekst: Het oog van de Naald - Wiesław Myśliwski.
Een foto van een bibliotheek waar de boeken over verschillende verdiepingen verspreid zijn. De boekenkasten zijn van diepbruin hout, net zoals de trapleuningen. De houten vloer heeft een visgraatmotief. Een lichtstraat en een groot boograam zorgen dat daglicht de ruimte binnenkomt.)
Hoofdstuk vier.
Ik kreeg zoals in het begin gebruikelijk was de laagste functie, die van jongere assistent-conservator.
Ik werd voornamelijk belast met het rondleiden van schoolreisjes en dat uitsluitend van lagere scholen. De middelbare scholen vielen onder de verantwoording van de assistent, de hogere scholen onder die van de oud-assistent en de speciale gasten werden rondgeleid door de conservator.
Het was geen gemakkelijk werk, zoals je misschien zou denken. Schoolreisjes waren er elke dag. Soms was het ene nog niet vertrokken of het volgende diende zich al aan.